Wat is E. cuniculi?
E. cuniculi, voluit Encephalitozoön cuniculi, is een protozo. Dit is een eencellig organisme, iets groter dan een virus of bacterie, maar nog steeds microscopisch klein. Om zich te kunnen vermenigvuldigen heeft deze parasiet een gastheer nodig. E. cuniculi is aangetoond bij konijnen, knaagdieren en andere zoogdieren, waaronder de mens,. Het gaat hierbij dus om een zogenaamde zoönose. Gezonde mensen zijn echter niet vatbaar voor de ziekte, alleen bij mensen met een minder goede afweer kunnen klachten ontstaan. Bij andere huisdieren dan het konijn worden eigenlijk nooit ziekteverschijnselen waargenomen.
Hoe wordt een konijn ziek van E. cuniculi?
Konijnen kunnen de parasiet krijgen van de moeder (via de placenta) of vanuit de omgeving. Zieke dieren plassen de parasiet namelijk uit waarna deze in de omgeving weken tot soms maanden kan overleven. Opgenomen parasieten nestelen zich in de cellen van de nieren, het zenuwweefsel en eventueel de lens, in een ‘ruststadium’ zonder ziekteverschijnselen te veroorzaken. Op een moment van verminderde weerstand bij het konijn (stress, ziekte) wordt E. cuniculi actief en gaat zich in de betreffende lichaamscellen vermeerderen. Hierbij gaan deze cellen kapot, waarna het lichaam reageert met een ontstekingsreactie. Deze combinatie zorgt voor schade aan organen met op dat moment wel symptomen als gevolg.
Wat zijn de symptomen?
De symptomen zijn afhankelijk van de plaats in het lichaam waar de parasiet zich vermenigvuldigt. Hersenverschijnselen kunnen zich uiten in een scheve kopstand soms tot omrollen aan toe, epileptische aanvallen en heen en weer bewegende ogen. Verder kan er verlamming of verzwakking van de achterhand optreden. Vermenigvuldiging in de urinewegen kan leiden tot urineverlies en/of veel drinken en plassen. Soms ontstaan oogproblemen. Daarnaast kan het konijn afvallen of slecht eten zonder dat er verder zichtbare klachten zijn. Verschillende van deze symptomen kunnen gelijktijdig voorkomen.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Er zijn verschillende testen die voor het vaststellen van E. cuniculi bij het konijn kunnen worden aangevraagd. Aan deze testen kleven echter nadelen en daarom worden ze in de praktijk zelden uitgevoerd. Zo kunnen m.b.v. een bloedtest antistoffen tegen de parasiet worden vastgesteld. Uit onderzoek is echter gebleken dat bij ongeveer 30% van de zieke konijnen helaas geen antistoffen worden gevonden. Daarentegen blijkt ongeveer de helft van de gezonde konijnen zonder klachten, wel over antistoffen te beschikken. Het wel of niet eenmalig vaststellen van antistoffen zegt dus weinig. Een tweevoudige bepaling met een stijging van de hoeveelheid antistoffen in de 2e bepaling is echter wel een bevestiging van de aanwezigheid van een actieve infectie. Verder komt – met name als er urinewegproblemen zijn – de parasiet soms in de urine terecht. Dit gebeurt echter niet continu. Het onderzoeken van de urine op de parasiet geeft daarom vaak ook geen duidelijkheid. Door dit alles kan de diagnose vaak pas met zekerheid gesteld worden als het konijn dood is door het uitvoeren van pathologisch onderzoek. In de praktijk wordt de waarschijnlijke diagnose daarom over het algemeen gesteld op basis van passende symptomen en het uitsluiten van andere oorzaken.
Hoe wordt de ziekte behandeld?
De hoofdbehandeling van E. cuniculi is het geven van medicatie (Fenbendazol) gedurende minimaal 4 weken. Fenbendazol onderdrukt de vermeerdering van de parasiet waardoor de ziekteverschijnselen afnemen. Het doodt de parasiet niet maar zorgt ervoor dat deze weer in het ruststadium gaat. De parasiet blijft dus aanwezig en kan in de toekomst weer opspelen. Naast de fenbendazol geven we afhankelijk van de klacht soms ook ontstekingsremmers en antibiotica. Daarnaast is het belangrijk het konijn warm te houden dus binnen houden als het buiten koud is. Bij problemen met eten is het verstandig om te starten met dwangvoeding (zie ook onze informatiebrief).
Omdat E. cuniculi besmettelijk is raden we vaak aan om ook hokgenoten met fenbendazol te behandelen. In gunstige gevallen kan volledige genezing optreden, maar dat gebeurt niet altijd. Gedurende de behandeling moet in ieder geval vooruitgang zichtbaar zijn. Indien dit niet gebeurt en uw huisdier heeft zichtbaar ongemak, is inslapen soms helaas de beste keuze.