Net zoals mensen hebben honden en katten eerst een melkgebit. Vanaf ongeveer 3 tot aan 8 maanden leeftijd wisselt dit naar het blijvende gebit. Soms valt een ontwikkelingsstoornis op. In deze informatiebrief lichten we deze verder toe.
Teveel elementen
Bij honden komt het regelmatig voor dat gebitselementen niet of juist dubbel worden aangelegd. Als er tanden dubbel worden aangelegd is er mogelijk sprake van “crowding”. Dat wil zeggen dat er zo weinig ruimte voor de elementen over is, dat de elementen niet meer “in het gelid” kunnen staan. Een nadelig gevolg hiervan is het ophopen van vuil en voedselresten tussen de elementen. In dat geval is het beter om enkele tanden te trekken. Daarbij moet natuurlijk eerst een röntgenfoto gemaakt worden, om zeker te zijn dat er geen sprake is van achtergebleven melktanden.
Bij deze twee honden zijn 8 in plaats van 6 permanente snijtanden aanwezig.
Te weinig elementen
Ontbreken van de P1 kies is hier een voorbeeld van. Dit komt veelvuldig voor en kan gezien worden als een evolutionaire stap. Bij katten bijvoorbeeld ontbreken deze P1’s altijd. Voor de hond heeft het ontbreken van deze P1’s geen gevolgen, maar keurmeesters beschouwen het ontbreken van deze kies als een minpuntje. Het ontbreken van de P1 kom je vaker in bepaalde lijnen tegen, wat suggestief is voor een erfelijke aanleg.
Soms komt het voor dat een element wel is aangelegd, maar niet doorbreekt. Niet doorgebroken tanden kunnen uiteindelijk ontaarden in een cyste, dat is een holte met vocht met daarin het gebitselement. Deze holte kan groot worden en een nadelig effect hebben op de kaak.
Het onderscheid tussen een niet aangelegde tand en een niet doorgebroken tand kan worden gemaakt met een röntgenfoto. Bij een niet doorgebroken tand kan geprobeerd worden het doorbreken alsnog te stimuleren.
Verkeerde stand
Soms zijn wel de juiste aantallen elementen aanwezig, maar staan ze niet in de juiste stand. Vooral bij kortsnuitige (‘brachycephale’) honden komt dit veel voor, omdat er gewoonweg geen plaats is voor een gebit met alle tanden in de juiste stand.
Indien er hinder voor de hond ontstaat zoals pijn of overmatige slijtage van gebitselementen, kan overwogen worden om in te grijpen. Hiervoor kunnen ofwel elementen getrokken worden om ruimte te maken ofwel kan met een beugel ingegrepen worden.
Deze P3 in de bovenkaak van een hond staat door ruimtegebrek 90 graden gedraaid.