Volwassen spoelwormen zijn rond op doorsnee (spoelvormig) en lijken daardoor op spaghetti-slierten c.q. elastiekjes. Ze leven in de darmen van hond en kat en leggen eitjes (tot zo’n 200.000 per dag !) die met de ontlasting worden uitgescheiden. Deze voor het blote oog onzichtbare eitjes zijn nog niet besmettelijk. Pas na een periode van enkele weken tot maanden ontwikkelen zich in deze eitjes ‘infectieuze larven’, welke zeer goed bestand zijn tegen milieu-invloeden en wel een jaar in de grond kunnen overleven. Door opname van deze besmettelijke eitjes kunnen zowel dier als mens (zoönose) zich infecteren. 

Besmettingsbron en wijze van overdracht

Wanneer met name jonge, gevoelige honden of katten deze besmettelijke eitjes binnen krijgen (via likken aan de vacht, eten van de grond of via de moeder: zie verderop), zullen de larven via de maag naar de darmen gaan, hier de darmwand passeren en via de bloedvaten rond gaan zwerven door het lichaam. Zo gaan ze o.a. naar de luchtpijp en de longen, waar ze irriteren, opgehoest worden en na doorslikken weer opnieuw in de darmen terecht komen, waar ze uitgroeien tot volwassen – weer eieren leggende – wormen.

In volwassen dieren, die al enige weerstand tegen deze worminfectie hebben opgebouwd, lopen de larven meestal ergens ‘vast‘ in het lichaam en verblijven daar in een soort rustend stadium. Wanneer een teef echter drachtig is, kunnen deze larven weer geactiveerd worden en via de placenta de puppies nog voor de geboorte besmetten. Geschat wordt dat alle puppies in Nederland met een spoelworminfectie worden geboren. Vlak na de geboorte kunnen zowel pups als ook kittens (tevens) via de moedermelk besmet raken.

Ook andere dieren zoals muizen (prooidieren) kunnen door het opnemen van eitjes worden besmet. Ook bij hen zullen de larven door het lichaam zwerven en ergens ‘vastlopen’. Vervolgens kunnen hond en kat zich via deze muizen weer besmetten en wordt de cyclus voltooid.

De mens kan zich door onvoldoende hygiëne via het werken in de tuin of het eten van onvoldoende gewassen groente besmetten.  Uit bloedonderzoek is gebleken dat 19% van de Nederlandse bevolking wel eens een infectie heeft doorgemaakt.  Dit is niet geheel verwonderlijk omdat besmetting bij dieren veelvuldig voorkomt. Meestal zijn het vooral jonge kinderen die zich besmetten met de infectieuze eitjes doordat ze besmet zand of aarde binnen krijgen. Een onderzoek in zandbakken in Utrecht maakte duidelijk dat ongeveer de helft van de onderzochte zandbakken besmet waren. Na opname van de besmettelijke eitjes komen de larven in het darmkanaal vrij en trekken door het lichaam om zich in diverse organen te nestelen. Zij groeien hier – even als bij prooidieren – niet uit tot volwassen wormen.

Ziekteverschijnselen

Over het algemeen zullen volwassen honden en katten die een kleine hoeveelheid besmettelijke eitjes binnen krijgen, niet ziek worden. De infectie wordt niet opgemerkt, tenzij het baasje spoelwormen in het braaksel of de ontlasting vindt dan wel een ontlastingsonderzoek door de dierenarts laat uitvoeren. In een enkel geval is de conditie verminderd en is er sprake van een doffe vacht en een verminderde weerstand.

Besmette puppies en kittens daarentegen vertonen vaak opgezwollen buikjes, diarree, overgeven, hoesten en kunnen echt algemeen ziek zijn.

Besmetting bij de mens (afhankelijk van de hoeveelheid infectieuze larven en de leeftijd) verloopt vaak onopgemerkt; er treden geen ziekteverschijnselen op. Als er wel klachten ontstaan, zijn de symptomen afhankelijk van de plaats waar de larven zich bevinden. Deze kunnen variëren van lichte vermoeidheidsverschijnselen tot ernstigere lever-, long- of oogaandoeningen. Tevens blijkt een spoelworminfectie de symptomen van allergische astma te kunnen verergeren.

Preventie

Om een spoelwormbesmetting te voorkomen moet de aandacht gericht worden op (persoonlijke) hygiëne en het ontwormen van hond en kat. Voor aanvullende informatie over de spoelwormen van hond en kat, verwijzen wij u naar de informatieve site van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu); welke praktische en heldere ondersteuning biedt op het gebied van volksgezondheid: www.ziekdoordier.nl (kijk vervolgens o.a. onder ‘weblinks en publicaties’ en daarna bij ‘folders’).

1) Hygiëne

Met de gebruikelijke schoonmaakmiddelen en desinfectantia  worden spoelwormeieren niet gedood. Daarom moet contact met besmettelijke eieren zoveel mogelijk worden voorkomen door:

  • zorgvuldig honden- en kattenpoep uit kennel, tuin en waar dan ook te verwijderen;
  • katten hun behoefte in de kattenbak en niet in de tuin te laten doen;
  • dagelijks de kattenbak te verschonen;
  • zandbakken af te dekken, zodat hond en kat hier niet in kunnen;
  • vaste ligplaatsen van hond en kat regelmatig te reinigen;
  • ontlasting die aan de haren blijft kleven weg te knippen;
  • na intensief contact met huisdieren, tuinieren, het verwijderen van honden- of kattenpoep en voor het eten handen goed te wassen.Hierbij dient bedacht te worden  dat de eitjes in de ontlasting van hond en kat pas na enige tijd besmettelijk worden, zodat contact met verse ontlasting minder riskant is.

2) Ontwormen

Ontwormen dient zorgvuldig te gebeuren. Let daarbij op het volgende:

  • gebruik wormmiddelen die inderdaad werkzaam zijn tegen spoelwormen. Wist u overigens dat er ook ‘spot-on’s’ (pipet in de nek) bestaan die de ontworming van uw huisdier een stuk eenvoudiger maken en deze evt. combineren met vlooienpreventie. Vraag ons voor meer informatie !
  • ontworm iedere hond en kat, ook als deze nooit buiten komt. Door modderschoenen van uzelf, bezoek, zand en stof dat met de wind meegevoerd wordt, bezoek van andere honden en katten, etc. is er namelijk altijd contact met de buitenwereld en dus infectie met besmettelijke eitjes mogelijk.

Algemeen ontwormadvies:

Gezien het bovenstaande MOET IEDERE VOLWASSEN HOND EN KAT MINIMAAL 4 x PER JAAR ONTWORMD WORDEN

Jonge dieren dienen vanwege de hoge besmettingsgraad, de nog niet volledig ontwikkelde afweer en de ‘hoge aaibaarheids-factor’ (waardoor vaak een nauw contact met kinderen) nog intensiever ontwormd te worden, namelijk:

  • Pups: op 2, 4, 6 en 8 weken leeftijd, vervolgens maandelijks tot 6 maanden, daarna 4x p.j.
  • Kittens: op een leeftijd van 3,5 en 7 weken, vervolgens maandelijks tot 6 maanden, daarna 4x p.j.
  • Moederdieren (zogende teven en poezen) : tegelijk met de pups en kittens;
  • Fokteven en poezen dienen voor het dekken nog eens extra ontwormd te worden.